DELTA 18: ARTHUR SCHOPENHAUER EN DE UPANISHADS
Auteur: Sunya de la Terra
Rucphen, Stichting Elektoor, 2016
65 bladzijden, A5 formaat
Prijs: € 10,95 (exclusief verzendkosten)
De grootsheid van Schopenhauer en zijn tijdgenoten Friedrich Wilhelm Nietszche en ook Richard Wagner ligt in het feit, dat zij allen gebruik maken van hun intuïtieve mogelijkheden, waardoor ze meer kunnen raken aan de werkelijkheid van de dingen.
Zij presenteren daarmee in hun filosofische en muzikale werken meer dan alleen maar mentale feiten. Daarnaast bieden zij andere en verdergaande perspectieven dan de normale filosofische gedachten door hun kennis over de werkelijkheid.
Kafttekst
Arthur Schopenhauer is een filosoof waar andere filosofen nooit goed raad mee hebben geweten, een enkele geestverwant zoals Nietzsche daargelaten. Toch is hij een van de zeldzame filosofen uit de negentiende eeuw wiens werk nog steeds relevant is. Dat komt niet alleen door zijn stilistische brille, die het een genot maakt om zijn werk te lezen. Het komt ook en vooral, doordat Schopenhauer als eerste Westerse wijsgeer de betekenis van de Upanishads, de oude Vedische geschriften, onderkende. Hij probeerde die Oosterse filosofie te integreren in zijn werk. Daarmee zette hij in het Westerse denken de poort open voor de wijsheid van de Upanishads. Het geeft Schopenhauers filosofie ook een meer reëel karakter dan het abstracte getheoretiseer van zijn collega’s.
Hoewel Schopenhauer in intuïtieve flitsen de waarde van de Upanishads inzag – een waarde die hij hoger inschatte dan die van de complete Westerse wijsbegeerte – heeft hij de Oosterse filosofie nooit volledig omarmd. Hij is er niet naar gaan leven en heeft er geen ervaringen mee opgedaan. Hij bleef een buitenstaander die erover schreef. Zijn behoefte om zelf als groot filosoof door het leven te gaan, zat hem in de weg. Hij heeft de kern van de Upanishads ook niet doorgrond, maar heeft er een boeddhistische draai aan gegeven.
In kort bestek klinkt dit allemaal ietwat ingewikkeld, maar in dit werk in de Delta-reeks legt auteur Sunya de la Terra een en ander ragfijn uit, in klare taal die Schopenhauer en de Upanishads recht doet. De lezer proeft dat de auteur contact heeft met de materie waarover zij schrijft.
Wie de tekst leest, krijgt allicht behoefte om iets te mee te maken van het onuitsprekelijke dat alle mentale kaders te boven gaat, waarnaar in de tekst telkens verwezen wordt. De auteur van dit werk heeft dat feilloos aangevoeld. Op het einde serveert zij gedichten waarin Goethe, Ralph Waldo Emerson en Sri Aurobindo Ghose vorm hebben gegeven aan hun ervaringen met Brahman, de Ene achter en in alles wat er was, is en zal zijn.